make room
for coaching
essay
room
head room
show
room
head room
make room
work room
Lucht en licht is voor mij een belangrijk onderdeel van welke ruimte dan ook. Met je hoofd in de wolken kun je prima reflecteren. Een coaching sessie buiten kan dan ook veel ruimte scheppen: letterlijk en figuurlijk. Head room!

Bovenstaande foto's zijn onderdeel van een serie gemaakt in de periode oktober 2013 -januari 2014. Ze zijn met een vast standpunt op verschillende tijden genomen vanuit het raam van mijn studeerkamer thuis.
Volgens Pascal Gielen beweegt een kunstenaar of ontwerper zich in 4 sferen. Een daarvan is de thuisbasis (domestic place). De huiselijke omgeving is de plek waar ontwikkeling kan plaatsvinden: een intieme rustige plek voor studie, experiment, en spel die inspiratie biedt in de vorm van boeken, muziek en materialen (Gielen, 2011).

show
room
work room
sketch
room
essay
room
pop-up
room
vector room
fitting
room
• • • • • • remove
too high
too narrow
just right
open
room
measure
room
De ruimte is 2,50 m hoog en 3,40 m in doorsnede.
Een kwart of meer kan los bewegen en zo een toegang vormen
Lichtgewicht materiaal
op wielen zodat de ruimte verplaatst kan worden
de interne wanden zijn een whiteboard aan een stuk
(of in de toekomst zelf een smartboard of zelfs een
beeld manipulatie systeem als in Minority Report)

Het ontwerp van de witte cylinder is in de volgorde van de hierboven uitgebeelde fasen van boven naar beneden tot stand gekomen door simpelweg goed te kijken. Door een mensfiguurtje in een abstracte lijntekening te plaatsen en de eigen ruimtelijke intuitie te vertrouwen, krijgt de ruimte een omvang en kan die omvang passend worden gemaakt voor het beoogde gebruik door twee mensen.
Door aan te nemen dat het figuurtje 1.70 lang is (omdat het er gewoon uitziet als een niet al te lange man) kan van de omvang vervolgens de maat worden bepaald.
De ruimte blijkt 2,50 m hoog en 3,40 m in doorsnede. Dat is een heel gangbare maat voor een ruimte.

Specificaties voor de witte cylinder

Proces

Verklaring van het ontwerp

Het idee is een gespreksruimte die een andere vorm van coaching mogelijk maakt: een meer visuele en actievere vorm die beter aansluit bij coaching van creatieve studenten.
Met behulp van de beschrijfbare wanden wordt het coachingsgesprek een actieve bijeenkomst waarin bijvoorbeeld een brainstorm of een mindmap uitgewerkt kunnen worden.
De ruimte is verder leeg: er is geen hinderlijke computer tijdens het gesprek nodig: de wanden zijn de manier om het verslag vast te leggen. Coach en student kunnen samen het gesprek schrijvend en tekenend vastleggen.
Aan het eind van het gesprek wordt er simpelweg gefotografeerd.
(En in de Minority Report versie wordt een nieuwe ordening aan het digitaal portfolio van de student toegevoegd)
De ronde ruimte kan los bewegen over een open verdieping zodat hij midden tussen werkende studenten kan staan: coaching te midden en als onderdeel van het kunstzinnige proces.
De ruimte is rond als variant op een ronde tafel: iedereen aanwezig is gelijk aan de ander; niemand staat in de hoek. De ronding maakt de whiteboard bovendien oneindig; er is geen logisch begin of eind aan wat er op geschreven of getekend wordt. Als dat er wel is, moeten de gebruikers dat zelf expliciet vastleggen.
De bovenkant van de ruimte is open om geen opgesloten gevoel te krijgen. Idealiter is de ruimte zo geplaatst dat de lucht en licht te zien is.
(zie ook: head room)




Inspiratie

De eerste inspiratiebron voor de witte cylinder is de white cube, de tentoonstellingsvorm die in de museumwereld zo lang opgang heeft gedaan en die net als mijn onderzoek gaat over het effect van ruimte op de ervaring. De voornaamste kritiek op de white cube, die overigens onverminderd populair is in musea, was dat die de tentoongestelde kunst volledig decontextualiseerde. Een beroemd voorbeeld is Afrikaanse maskers die zonder enige informatie over herkomst en lokale betekenis en gebruik werden tentoongesteld om hun vorm. Decontextualisering is geen probleem voor een coachingssessie; het suggereert zelfs een zekere distantie die reflectie ten goede kan komen.
De tweede inspiratiebron is the white room van de Institute of Design van Stanford University. In een nieuwe ontwerp voor de inrichting van hun gebouw zijn de fases van het ontwerpproces het uitgangspunt geworden. Voor een van die fases, de brainstorm, is de witte ruimte bedacht (Doorley, 2012)
Een derde inspiratiebron is de aanpak van Mozilla's kantoorontwerp door Nosinger. Daarin staat bewegelijkheid en voortdurende aanpassing centraal en ligt daarom ook de nadruk op tijdelijke, goedkope en lichtgewicht materialen (een nadruk die ze het Stanford voorbeeld ook leggen maar die ze niet betrekken op de white room) . Ook in dit ontwerp heeft de whiteboard een centrale plek (Nuijsink, 2013).
hall room
room
plan
draw
room
emo
room
Een weergave van hoe uit de plek die studenten innemen in de kamer af te lezen is met welk probleem ze kampen

Een dag uit het leven van een studieloopbaancoach.
Zes ruimtelijke emoticons die de emotionele aanwezigheid van 6 studenten weergeven. Hoe groter hoe aanweziger, hoe kleiner hoe minder contact.

In een tijd van twitter, oneliners en uitgesproken opvattingen is de nuance uit de mode geraakt en wordt ons wereldbeeld gereduceerd tot zwart en wit. De realiteit is echter niet zwart wit, ze bestaat uit veel meer dan 50 tinten grijs.
Ook het onderwijs heeft te maken met gepolariseerde beeldvorming en incidentenverslaggeving. We lezen bijna wekelijks over schandalen, achterblijvende resultaten en nieuw beleid om het leed te keren. Goed nieuws is slecht nieuws: Nederlands onderwijs mag dan wereldwijd in de top 10 staan, het is wel uit de top 5 gestoten.
Mijn onderzoek en mijn experiment in de pop-up school waar we ons op dit moment bevinden, heeft betrekking op studieloopbaancoaching. Ik ben sinds 7 jaar studieloopbaancoach, een intensieve en intens plezierige rol die op veel punten nauw verbonden is met belangrijke vraagstukken die nu in het onderwijs spelen.
Het startpunt van mijn onderzoek was het in kaart brengen van de kamer waar ik de individuele gesprekken met studenten houdt. De setting doet mijn studenten denken aan de huisarts: we zitten weerszijden aan een bureau met een computer waarmee ik tijdens het gesprek administreer. Ik ben er ook achter gekomen dat ik op mijn bureaustoel net een tikje hoger zit dan mijn studenten.
In de beschrijving van de fysieke ruimte drongen zich de beleidsaspecten van mijn beroep zich fysiek op: de deur, met verplicht raam, die alleen van buiten op slot kan, de ordners met verslagen die moeten aantonen dat ik mijn studenten echt spreek.
In een groter verband raakt studieloopbaancoaching aan grotere tendensen in het onderwijs en de maatschappij zoals de meetbaarheid en de nadruk op kosten en kwantiteit (ten koste van kwaliteit) bijvoorbeeld. Studieloopbaancoaching is ingevoerd om de uitval en vertraging in het hoger onderwijs terug te dringen. Op een nog abstracter niveau wordt zichtbaar dat de opkomst van coaching de laatste decennia, in het onderwijs en daarbuiten, past in de tendens van individualisering en de ideologie van de neoliberale markteconomie. Coaching legt nadrukkelijk de verantwoordelijkheid terug bij het individu, passend bij de wijze waarop in een neoliberale markteconomie de mens verantwoordelijk is voor zijn eigen welvaart of het gebrek daaraan. Feedback, een term die in coaching en het onderwijs veelvuldig gebruikt wordt, heeft overeenkomstige achtergronden. Het is een term afkomstig uit cybernetica, een technische term voor processen die zichzelf bij kunnen sturen. Ondernemerschap is het nieuwste toverwoord in onderwijsland: iedereen is ondernemer; ook in loondienst moeten we zelf zorgen dat we blijven ontwikkelen en de juiste skills verzamelen en daarop moet het onderwijs haar studenten voorbereiden. Onderwijs als verheffing van het individu en de maatschappij en als bijdrage aan een gelukkig leven is vervangen door onderwijs gericht op de markt en zelfredzaamheid.
Of we kritisch moeten zijn op deze ontwikkelingen, laat ik voor deze lezing even in het midden (maar ik denk van wel). Feit is dat studieloopbaancoaching van deze tendensen een uiting van is. Maar ook voor ons beeld van studieloopbaan-coaching geldt de noodzaak tot nuancering. Studenten worden voorbereid op een maatschappij waarin ze met de genoemde tendensen om moeten gaan. Ze leren reflecteren op de keuzes in hun opleiding en hun toekomstige vak. Daarnaast, en binnen een kunstopleiding is dit essentieel, reflecteren ze op hun eigen creativiteit en op de mogelijkheden en begrenzingen van het eigen ontwerperschap. SLC draagt zo tevens bij aan de intrinsieke motivatie die uit onderzoek zo vaak als de belangrijke factor voor leren en studiesucces komt. De coach kan soms met de juiste vraag of de juiste tip een groot verschil voor een student maken. Binnen alle kaders die het instituut, de overheid en de maatschappij opleggen, houden studieloopbaancoaches zoveel mogelijk oog voor het individu.
Dat brengt mij terug bij het uitgangspunt van mijn lezing: de negatieve beeldvorming over het onderwijs. Ik zie om me heen gedreven collega’s, medestudenten en Master docenten. Docenten met oog voor het individu én de maatschappij. De discussie over beter onderwijs woedt intern continu, met passie en waardevolle inzichten. Uiteraard moet een maatschappij onderwijs aan de tand voelen en bediscussiëren. Mijn punt is dat die discussie, als ze top-down en zonder oog voor alle grijstinten gevoerd wordt, niet zal kunnen leiden tot werkelijke verbeteringen van het onderwijs.
POP-UP school microlezing

Pleidooi voor nuances
POP-UP school stelling
De huidige cultuur van oneliners brengt terug tot zwart en wit wat in werkelijkheid bestaat uit veel meer dan 50 tinten grijs. Dat heeft ook gevolgen voor de beeldvorming en het beleid in het Nederlandse onderwijs. Het Nederlandse onderwijs is lang niet zo slecht als sommige politici en de kranten ons doen geloven en veel beleidswijzigingen zijn meer gericht op de publieke opinie dan op daadwerkelijke verbetering van het onderwijs.
Als publiek moment voor het vak artistiek onderzoek hebben mijn 7 medestudenten en ik ervoor gekozen om een POP-UP school te organiseren.
Het idee voor een POP-UP school ontstond al heel vroeg in mijn eigen proces als interessante kruising tussen publiek en educatie. Wat mij met een POP-UP school voor ogen stond was een laagdrempelige niet-institutionele setting voor educatie waarin iedereen geheel gelijkwaardig kennis of vaardigheden kan overdragen en ontvangen. Je vindt er niet alleen kennis, je wordt je ook bewust van je eigen kennis en door te doceren ga je je eigen kennis en vaardigheden nog beter beheersen (doceren is de meest effectieve manier van studeren).
Dit idee is later in de gezamelijke brainstorm over een publiek moment weer opgepikt en omgevormd. In de uiteindelijk werd de POP-UP school specifiek toegespitst op kunsteducatie. De POP-UP gedachte werd zo een perfecte paraplu voor de verschillende experimenten die mijn medestudenten en ik in het kader van artistiek onderzoek wilden uitvoeren.

Het proces
Met 8 studenten werken aan een project waarin het eigen onderzoek een plek moet krijgen is niet altijd gemakkelijk. Er zijn steeds 8 meningen waartussen een compromis gevonden moet worden en er is bij de bijeenkomsten altijd wel 1 afwezige die de ontmoeting erna de discussie heropent door de resultaten te bevragen. Lastig of niet, dit proces heeft sterk bijgedragen aan een scherpe afkadering van het project en de uiteindelijke POP-UP school activiteiten vormden een strak geheel dat op alle punten bijdroeg de centrale gedachte van kennisuitwisseling en alternatieven voor kunsteducatie.
Mijn bijdrage was vooral actieve deelname aan de discussies over de inhoud en het programma van de POP-UP school en de definitieve beschrijving van het project zoals die in de aankondiging is gebruikt. Daarnaast was ik de gastvrouw op de dag zelf.

Het programma
Het programma bestond uit een middag en een avond programma. In de middag was er ruimte voor de verschillende experimenten met vrije inloop voor de bezoekers. De avond begon met parallelle microlezingen waarin elk van ons zijn of haar experiment toelichtte. Daarna vervolgde de avond met een interview met Mirjam van Tilburg. Tot slot was er een kleine tafel discussie naar aanleiding van door ons ingebrachte stellingen. De stellingen werden na afloop alle 8 als afscheidspakketje aan de bezoekers uitgereikt.

De dag zelf
Woensdag 15 januari was zo’n regenachtige dag die van oudsher desastreus is voor de opkomst bij verkiezingen en nu ook voor het bezoekersaantal van de POP-UP school. Gedurende de dag waren er rond de 30 bezoekers. Alle experimenten konden worden uitgevoerd maar voor een aantal geplande tweede sessies was er onvoldoende publiek om ze doorgang te laten vinden.
Voor het avondprogramma was het aantal bezoekers nog lager: ongeveer 15 mensen bezochten de school. Dat gaf de term microlezing onbedoeld een tweede betekenis. De intimiteit van het geven van een lezing aan een publiek van 3 mensen was echter een waardevolle aanvulling en voor herhaling vatbaar.

Mijn experiment: Make room for coaching
Mijn onderzoek voor het vak artistiek onderzoek richtte zich op de fysieke ruimte waarin ik als studieloopbaancoach gesprekken met studenten voer. Specifiek onderzocht ik de verbinding van die plek met de maatschappij in het algemeen en het effect van de fysieke ruimte op mijn gesprekken met mijn studenten. In de loop van het proces heb ik een nieuwe ruimte voor coachingsgesprekken ontworpen. Een relatief kleine ronde ruimte waarvan de wanden als whiteboard functioneren zodat coachingsgesprekken in hele actieve brainstorms and mindmaps kunnen veranderen en de computer als stoorzender tussen mij en de student overbodig wordt omdat voor de administratie van de coachingssessie de foto van de wanden volstaat.
Voor de POP-UP school was het de uitdaging om niet alleen mijn eigen ideeën aan de tand te voelen maar het experiment zo in te richten dat er kennisuitwisseling met de bezoekers kon plaatsvinden: de bezoekers moesten kunnen interacteren met mijn opstelling. Ik heb daarom om een lege ruimte gemaakt door een ronde witte cirkel ter grote van mijn witte ronde kamer op de grond uit te zetten. Rond die cirkel stonden attributen om verschillende inrichtingen binnen de cirkel mee te representeren: fauteuils en salontafel, theeservies met koekjestrommel, een tafel met witte vellen en stiften, een tafel met standaard vragen en de strenge tafel met computer en ietwat hogere stoel voor de coach. Aan de wanden hingen A3 met de attributen van studieloopbaancoaching (SWOT, POP enz.) en een korte uitleg. De bezoeker werd uitgenodigd om in de cirkel zijn ideale coachingssetting uit te zetten en als coach of als coachee in een coachingssessie deel te nemen.

De resultaten van het experiment
Geen enkele bezoeker wilde daadwerkelijk gecoached worden. Dat kwam niet helemaal als een verrassing: het is begrijpelijk de een niet besloten ruimte niet voldoende veilig voelt voor een coaching sessie. Achteraf bezien had ik een heldere instructie moeten toevoegen. Nu was ik vooral zelf aan het praten over het experiment in plaats van te observeren of deel te nemen in het experiment.
Dat neemt niet weg dat ik er een aantal waardevolle ervaringen en reakties aan over heb gehouden:
+ de omtrek van de witte ronde ruimte, die alleen op papier bestond en uitsluitend visueel tot stand is gekomen, blijkt helemaal te kloppen: precies groot genoeg voor twee personen die moeten kunnen bewegen en precies besloten genoeg om een goed gesprek te hebben.
+ Een simpele cirkel op een vloer heeft gevolgen voor de ervaring van die ruimte: onmiddellijk ontstaat een nieuw gevoel van erbinnen en erbuiten. Dat werd later op de avond spontaan opgepakt door de bezoekers van de microlezingen die de cirkel terstond vertaalden naar de plek waar gezoend mocht worden. Het tentoonstellingsidee van een lege cirkel werkte dus als bedoeld: het geeft een impuls aan de toeschouwer om die ruimte te vullen.
+ Een staand gesprek binnen een cirkel heeft een activerend effect: er is meer beweging mogelijk en dat maakt het gesprek minder dwingend en tegelijkertijd is er een een besef van beslotenheid. De afwezigheid van hoeken houdt de ruimte juist weer open.
+ Zitten op gelijke hoogte in prettige leunstoelen onder het genot van een kopje verse thee geeft een aanzienlijk ander gevoel dan een gesprek aan weerszijden van een bureau met een computer en stapels papier in het midden.
+ Het ritueel van het theezetten is mooie intro voor een gesprek. Met je rug half naar de bezoeker toe, begint het gesprek nog niet echt maar worden wel de eerste plichtplegingen gedaan. Het is alsof het schoolbord wordt leeg geveegd voor het echte werk.
+ Zonder uitzondering werd de setting met de computer en de iets hogere stoel voor de coach door de bezoekers ervaren als hindernis voor een goed gesprek.
+ Alle bezoekers reageerden enthousiast op het idee van de witte ronde ruimte.
+ In een aantal gesprekken was de conclusie dat je, om recht te doen aan de verschillende persoonlijke omstandigheden van de coachees, meerdere settings tot je beschikking zou moeten hebben om in elke situatie de juiste setting te kunnen kiezen. Met sommige studenten of problemen is de leunstoel te intiem en voor anderen zijn de lege witte wanden van de witte ronde ruimte te bedreigend.
POP-UP school verslag
POP-UP school op Facebook
https://www.facebook.com/pages/Pop-up-School/427380057389871
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
room
W2123
Make room for coaching

Make room for coaching is een onderzoek naar de ruimte waarin ik als studie-loopbaancoach gesprekken met studenten heb. Het onderzoek is een reis geworden die zich beweegt tussen micro en macro perspectieven, tussen fysieke eigenschappen van een ruimte, persoonlijke inzichten en maatschappelijke discussies, en tussen onderwijs in de praktijk, de sociale omgeving, educatie beleid en architectuur. Een interessante en leerzame reis met vele facetten die in dit essay samen komen.

Centraal staan 3 vragen:
+ heeft de (inrichting van de ) ruimte invloed op de inhoud van de studieloopbaan coaching gesprekken?
+ welke veranderingen zijn mogelijk en wenselijk?
+ hoe verhoudt studieloopbaancoaching zich tot de maatschappij eromheen en wat zegt dat over de aard van de relatie tussen studieloopbaancoach en de student?

Representatie van een ruimte
Een onderzoek van een ruimte en de representatie van die ruimte kan uiteraard vele vormen krijgen. Zo kan een bouwtekening objectieve informatie geven over de formele kenmerken van een kamer: de grootte en de locatie van ramen en deuren en ramen enzovoorts. Deze benadering doet echter geen recht aan de ervaring of de functionaliteit van die ruimte. De architect Herman Herzberg, die veel schoolgebouwen ontwierp voor nieuwe vormen van onderwijs, beschrijft ruimtes dan ook met behulp van bouwtekeningen aangevuld met fotomateriaal ter plekke en een beschrijving van de functie en de ervaring van de gebruikers (Herzberger, 2008) Een andere, zeer subjectieve en persoonlijke benadering vinden we in de klassieker Reis door mijn kamer van Xavier de Maistre die in een periode van huisarrest een reisverslag van zijn kamer schreef waarin de herinneringen en gevoelens in die kamer de hoofdrol spelen (Maistre, 1995). Een combi-natie van objectieve en subjectieve elementen is zichtbaar in het werk van beeldend kunstenaar Mike Kelly. Hij maakte van alle scholen die hij in zijn leven bezocht heeft, plattegronden. In eerste instantie vanuit zijn herinnering maar later ook op basis van bouwtekeningen. Hij vulde die aan met materiaal uit zijn schooltijd en bewerkte ze met geschreven commentaar, tekeningen en nieuwe namen voor de ruimtes aan de hand van de gevoelens en herinneringen die hij bij die ruimtes had ontwikkeld (Kelly, 2009). De laatste benadering lijkt ook het meest geschikt voor de praktijk van studieloopbaancoaching omdat dat in principe gaat om een professionele omgeving die soms echter ook zeer persoonlijk kan zijn.

Kamer W2123
Mijn werk als studieloopbaancoach voor de Willem de Kooning Academie in Rotterdam speelt zich voor een groot deel af in kamer W2123 van locatie Wijn-haven 61.
Ik heb de ruimte om te beginnen in kaart gebracht door plattegrondjes te tekenen en te fotograferen. In eerste instantie beperkten die zich tot alle formele aspecten: de kasten, de deur, het raam, het meubilair. W2123 is een ruimte van 4x4 meter die ik deel met een andere studieloopbaancoach. Er zijn ramen aan een kant die uitkijken op de Wijnhaven. Het meubilair is zakelijk en functioneel. De keuze voor kleuren lijken niet bewust tot stand te zijn gekomen, het oranje van de bureaustoelen vloekt met het blauw van de vergaderstoelen en alles is een beetje morsig.
Al snel ontstond de behoefte ook de mens in beeld te brengen en de persoonlijke verhalen die in die kamer een rol spelen. Een kamer is tenslotte niet alleen een ruimte; het is een ruimte die gekleurd wordt door de ervaringen die je in de ruimte hebt en het doel dat je aanwezigheid daar dient. (Een tandartspraktijk zal om die reden voor mij altijd een nare plek zijn, hoe prettig die ruimte ook objectief gezien is.)
De ramen van mijn kamer zijn op het zuiden dus de zon staat er vaak in. Ik hou de gordijnen zoveel mogelijk open want ik hou van licht en het gevoel van ruimte die me dat geeft. De inrichting is zakelijk zoals reeds beschreven en de plekken waar de 2 studieloopbaancoaches een persoonlijk stempel drukken, blijven beperkt tot het prikbord en de kast waar werkstukken van collega’s en studenten verzameld zijn. De enige andere bewoner van W2123 is Henk, een vetplant die cadeau is gedaan door een student als dank voor 4 jaar coaching.
Gewoonlijk zit ik op mijn bureaustoel aan de lange kant van het bureau met mijn rug naar het raam. De student zit aan de korte kant naar mij gekeerd. In het midden staat een laptop waarop waarop ik tijdens het gesprek aantekeningen intik om uit te komen met mijn tijd. Tijdens mijn onderzoek ben ik erachter gekomen dat ik, om RSI te voorkomen, hoger op mijn stoel zit dan de student en dat ik dus eigenlijk op hen neerkijk. Toen ik als experiment de zitplaatsen omwisselde, werd me duidelijk hoe anders de andere kant van mijn tafel voelt: je voelt je letterlijk klein. Dit feit en de noodzaak tot tikken zijn stoorzenders voor een goed contact met de student die ik nu zoveel mogelijk probeer te vermijden.
Regelmatig merken studenten naar aanleiding van het voorgaande op dat ze het gevoel hebben dat ze zich bij de huisarts bevinden. Andere studenten hebben een wat warmere kijk hebben en beschrijven mijn kamer als vrijplaats waar ze zich even veilig voelen voor de noodzaak te moeten presteren. Ongetwijfeld zijn er ook studenten die het tegenovergestelde voelen: studieproblemen worden veelal pas expliciet in een gesprek met hun studieloopbaancoach. De vergelijking met de tandarts is voor hen waarschijnlijk niet ver bezijden de waarheid.
In de loop der jaren is de ruimte voor mij een indicator voor de toestand van mijn studenten geworden. De goed functionerende student zit dicht aan het bureau en kijkt mij aan terwijl hij praat. De student die door wat voor reden verdrietig is en dat wil delen, zit daar ook. De student in de verdediging, wiens studie niet op orde is en die daaraan zelf debet is, zit veelal verder weg van het bureau en kijkt minder mijn kant op. De schuwe student, die grote problemen heeft en daar liever ook niet over praat, zit achter de bespreektafel die in het midden staat en zo dicht mogelijk bij de deur. De enthousiaste student die graag studeert en daarover spreekt, kruipt naast mij en kijkt mee op de computer.
Naast de afstand tot het bureau, neemt de student ook een emotionele ruimte in. De ene student is heel aanwezig en gaat het gesprek direct aan; anderen maken zich klein, zeggen weinig en verklappen niet veel. Het volume waarmee ze praten is meestal een weergave hiervan.
De luchtjes vormen een andere laag in de beleving van de ruimte. Bij zuidenwind komt de rooklucht door de ramen naar binnen van de studenten die bij de voordeur daar recht onder staan te roken. De kantineluchten vinden hun weg via de kamerdeur samen met de lucht van de spuitlijm, de keramiekoven en de kunststofwerkplaats verderop in het gebouw. De studenten voegen daar hun eigen luchtjes aan toe: de parfummetjes en de zeepjes maar ook de de zweetvoeten die ze met lange benen onder mijn stoel duwen of de niet gewassen kleren lucht van degenen die uit financiële nood anti-kraak wonen en de weedlucht van de jointjes die ze net beneden gerookt hebben. Ook de luchtjes zijn zo een indicatie voor mij van hoe het met ze gaat.
Deze beschrijving van W2123 heb ik verder aangevuld met foto’s, plattegrondjes en tekeningen van de kamer. Daarnaast heb ik ter vergelijking ook mijn studeer-kamer thuis gefotografeerd. Mijn verhuizing naar die kamer viel samen met de start van dit onderzoek en ik was me dus zeer bewust van de keuzes bij de inrichting, Het licht en de lucht die ik ook beschreef als belangrijk voor W2123, was ook hier het belangrijkste uitgangspunt voor de inrichting: het bureau is zo geplaatst dat ik naar de lucht kan kijken en zoveel mogelijk licht op mijn handen heb. Om die reden heb ik naast foto’s van de kamer zelf, ook een fotoserie van de lucht gemaakt zoals ik die achter mijn bureau zie. Een ander aspect dat voor mij heel belangrijk blijkt, maar dat ik minder terug zie op het werk, is dat ik graag mijn inspiratiebronnen wil uitstallen: mijn tijdschriften en nieuwste kunstboeken, mijn papiercollectie, mijn stempeltjes. Ik wil ze continu ter inspiratie onder ogen hebben.

Sturing van bovenaf
Bij het vastleggen van de kenmerken van W2123 dringen zich ook allerlei details op die heel bewust voortkomen uit het beleid van het instituut waarvan die kamer onderdeel is.
De kamerdeur heeft geen slot aan de binnenkant en heeft een rond raampje dat niet dicht gemaakt mag worden. Dit om de veiligheid van student en docent te garanderen. De ramen van de kamer kunnen alleen op een kier open zodat we er niet uit kunnen springen. De zonwering wordt automatisch en centraal geregeld wat op mooie zomerdagen betekent dat achter een grijs gordijn in tl-licht gewerkt moet worden. Er mogen geen apparaten anders dan kantoorapparatuur gebruikt worden dus thee of koffie moet uit de automaat op de gang gehaald worden.
Een ander in het oog springend onderdeel van de kamer zijn de kasten met lange rijen ordners met alle gespreksverslagen die studieloopbaancoaches moeten maken om aan te tonen dat zij hun gesprekken ook daadwerkelijk voeren. De administratieve druk is sowieso zichtbaar in de kamer: overal liggen beleidsstukken, naslagwerken en studievoortgangsrapportages.
Studieloopbaancoaches moeten per jaar minimaal 4 gesprekken met studenten voeren. Het staat studenten vrij om op andere momenten ook binnen te lopen als de studieloopbaancoach daarvoor tijd heeft. Ik heb in 7 jaar minstens 300 studenten onder mijn hoede gehad waarmee ik, alweer ten minste, 4600 reguliere gesprekken heb gevoerd. Dat betekent dat op er in bepaalde perioden 18 gesprekken per dag zijn ingepland. Met nog wat vrije inloop resulteert dat al snel in wachtenden voor de deur en zoekende hoofden voor dat ronde raampje in de deur.

Het gebouw rond de kamer
Het werk van een studieloopbaancoach beperkt zich niet tot het voeren van gesprekken. Ze houden ook via klassikale lessen contact met hun studenten en leggen contact in de wandelgangen en de kantine. W2123 bevindt zich bovendien tegenover een populaire open werkplek voor studenten. Een goede studieloopbaancoach heeft op basis van die ervaring intuïtief door welke studenten niet vaak op school zijn en welke studenten W2123 ontlopen. De gelijkenis met een panopticon, maar dan in menselijke gedaante, dringt zich op.

Individualisering en neoliberalisme
In de voorgaande beschrijving van de fysieke ruimte liet instituutsbeleid zich al kort gelden. Studieloopbaancoaching bestaat uiteraard niet in een vacuüm; het maakt deel uit van het landelijk onderwijsbeleid en in het verlengde daarvan is het verbonden met Europees onderwijsbeleid en internationale maatschappelijke ontwikkelingen.
Het hoger onderwijs in Nederland moet al sinds de jaren ’80 steeds meer hoog opgeleiden afleveren en voldoen aan steeds stringentere regels met betrekking tot studiesucces, lang studeren en voortijdige uitval van studenten. Meetbaarheid, efficiëntie en rendement zijn de kernwoorden in die beweging. Het onderwijs moet kortom efficiënter. Studieloopbaancoaching is 7 jaar geleden ingevoerd om precies dit doel te helpen bereiken. Studieloopbaancoaching zorgt voor signalering van voortgangsproblemen, informatie en training voor de juiste studiekeuzes, bevordering van motivatie en binding. Het woord coaching geeft aan dat daarbij een sterk beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de student. Daarmee past studieloopbaancoaching naadloos in de tendens van individualisering van de westerse samenleving die samen opgaat met het steeds dominantere neoliberalisme dat sinds de jaren ’80 zaagt aan de poten van de maakbare samenleving en de verzorgingsstaat. In de geïndividualiseerde neoliberale markt-economie wordt de sociale ruimte productieruimte en is een ieder verantwoordelijk voor zijn eigen geluk of ongeluk.
Met studieloopbaancoaching valt ook de grote vlucht die coaching in algemeen de laatste jaren neemt, te verklaren vanuit die maatschappelijke ideologische omslag. Waar vroeger bij problemen met werk, gezondheid of studie begeleiding voorhanden was, krijg je een onafhankelijke coach waarmee je aan de slag kan om je eigen problemen op te lossen (Binkley, 2011). Pascal Gielen beschrijft treffend de gevolgen van deze ontwikkelingen voor het hoger kunstonderwijs: meten is een vereiste om de effectiviteit van onderwijsbeleid te meten en dus wordt het onderwijs gevat in competenties, indicatoren en belastinguren en worden periodiek persoonlijke interviews met studenten gehouden waarin de doelen worden vastgelegd en gevolgd (Gielen, 2011). En dat is exact wat een studie-loopbaancoach doet.
Saillant in dit verband is ook de herkomst van de term feedback, die in het moderne onderwijs de plaats van de beoordeling heeft ingenomen met als doel de student niet alleen een cijfer maar te geven maar ook handvatten om zijn leven te beteren. Feedback is oorspronkelijk afkomstig uit de cybernetica en de in de jaren ’60 populaire systeembenadering en betekent in die context dat informatie over het proces wordt teruggegeven aan het proces zo dat het zichzelf kan bijsturen. De term werd gekaapt door alternatieve bewegingen in Amerika die overheidssturing en socialisatie vervangen wilde zien door zelfsturing en persoonlijke vrijheid. In die beweging liggen de wortels van de huidige geïndividualiseerde maatschappij waarin we onszelf publiceren en controleren (Rushton, 2012).
De eerder genoemde associatie met het panopticum dringt zich ook hier op. Het panopticum was een architectonisch ontwerp voor instellingen waar toezicht op veel mensen nodig is, bijvoorbeeld gevangenissen of ziekenhuizen. Het ontwerp voorzag in een rond gebouw met een centraal geplaatste toezichtpost die zicht had op alle andere ruimtes en aanwezige mensen. Het geniale aspect van dit ontwerp was echter niet de formele vorm: een persoon kan immers nooit alle kanten tegelijk observeren. De genialiteit zat in de gedachte dat, omdat er iemand centraal zou kunnen observeren, de mensen in alle ruimtes zich geobserveerd voelen en op basis van dat gevoel voelen zij zich veilig (ziekenhuis) of gedragen ze zich beter (gevangenis) (Panopticon, n.d.). In het idee van zelfsturing krijgt het panopticum in de moderne tijd navolging in de vorm van selfies, coaching, feedback en zelfs studieloopbaancoaching met haar nadruk op doelen, haalbaarheid en voortgangscontrole.

De veranderende sociale omgeving
De hierboven beschreven maatschappelijke verschuivingen hebben gevolgen voor de sociale omgeving en de positie van scholen daarbinnen. Al eind jaren ’80 signaleerde Ray Oldenburg het verdwijnen van wat hij aanduidde als Third place; informele openbare ontmoetingsplekken waar weg van huis (first place) en werk en school (second place) met medeburgers gepraat kan worden over politiek en maatschappij. Oldenburg wijst op de enorme aanwas van sub-urbane slaapsteden waar mensen hun buren nooit zien omdat ze achter het huis in de eigen tuin zitten. Wat Oldenburg betreft gaat hiermee een belangrijk maatschappelijk afstemmingsmechanisme verloren en gaat dat ten koste van de binding met andere groeperingen in de maatschappij (Oldenburg, 1996). Lieve de Cauter beschrijft vergelijkbare ontwikkelingen op globale schaal en noemt het de capsulaire maatschappij: een maatschappij waar de openbare ruimte wordt ingekapseld doordat we ons afschermen in auto’s, vliegtuigen en onze eigen schermpjes en de buiten-ruimte omheinen om wille van een steeds grotere behoefte aan veiligheid (De Cauter, 2004). We zien dat overal terug op scholen waar steeds vaker toegangs-poortjes zijn. Tegelijkertijd wordt teveel privacy daar ook onveilig gevonden (de raampjes in de deuren)
Pascal Gielen beschrijft een min of meer vergelijkbare ontwikkeling binnen het kunstonderwijs. Gielen onderscheidt 4 biosferen waarin de kunstenaar/ontwerper zijn weg moet vinden: domestic, communal, market en civil space. Hij signaleert een vermarkting van de civil space waar kunstenaars en ontwerpers hun werk tentoonstellen en verdedigen maar ook van de community space waar de school zich bevindt. Scholen leggen als uitvloeisel van de Bologna akkoorden steeds meer nadruk op meetbaarheid, voorspelbaarheid, uniformiteit en ondernemerschap en zitten dichter tegen de markt. Volgens Gielen staat dat haaks op de ruimte die artistieke experimenteren, verdiepen, reflecteren en specialiseren nodig heeft. Hij pleit daarom voor minder meetbaarheid, meer intimiteit en minder doelgerichtheid (Gielen, 2011).

Een typologie van studieloopbaancoaching
De voorgaande paragraaf trekt vergelijkingen tussen studieloopbaancoaching en een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die zeker niet alleen positief ontvangen worden. Studieloopbaancoaching is in de optiek die daar geschetst wordt, is een beleidsinstrument dat het gedrag van studenten door middel van zelfsturing en monitoring moet bijsturen. Het enige wat daar tegenin te brengen is, is geen ontkenning maar een verwijzing naar alle dingen die studieloopbaancoaching ook kan zijn.
Allereerst levert studieloopbaancoaching een bijdrage aan de voorbereiding van de studenten op een samenleving waar ze aan deze ontwikkelingen niet zullen ontkomen. Het kan goed zijn om ze kennis te laten maken met de kritische kanttekeningen die bij die ontwikkelingen gezet kunnen worden, maar ze er niet op voorbereiden is geen optie.
Daarnaast is studieloopbaancoaching ook een veilige haven voor studenten die het studeren niet vanzelf komt aangewaaid. Door dat bespreekbaar te maken en te zoeken naar oplossingen zijn er studenten die succesvol afstuderen die anders gefaald hadden. Dat is gunstig voor de studie-uitval cijfers maar het is vooral een enorme opsteker voor de student in kwestie. Daarmee is overigens niet gezegd dat studieloopbaancoaching zich vooral richt op studenten met studieproblemen. Ook voor de goede student is er coaching om beter te worden of zich bewust te worden van de eigen sterke kanten. Toegankelijkheid is een van de kerncompe-tenties van een studieloopbaancoach.
Studieloopbaancoaching is daarnaast sterk gericht op reflectie: het maakt er ruimte voor en reikt methodes aan. Reflectie die ook Gielen onontbeerlijk acht voor modern kunstenaarschap (Gielen, 2011). Reflectie op het eigen kunnen, op de bepalende aspecten van het eigen ontwerperschap, op fascinaties en dromen en tenslotte ook op de keuzes binnen of buiten opleidingen die op basis van die reflectie het best passen bij de persoon. Studieloopbaancoaches hebben oog voor die persoon ook al staan ze in dienst van een instituut. Ze zijn vertrouwenspersonen die de mens vooropstellen.
De oriëntatie op het toekomstig beroep en studiekeuzes maakt het noodzakelijk dat een studieloopbaancoach veel weet van regelingen, opleidingen en het beroepenveld. Door die kennis zijn zij automatisch ook een vraagbaak voor de studenten.
Deze oriëntatie op het toekomstig beroep heeft al bijkomend voordeel dat studenten de zin van hun onderwijs beter onderkennen, intrinsiek gemotiveerd raken en dus minder vaak uitvallen, met meer plezier studeren en de studie beter toesnijden op wat ze er later mee willen.
Waar past dan die studieloopbaancoachrol in sociale cirkels die in de voorgaande paragraaf geschetst werden?
Allereerst zijn studieloopbaancoaches afgaand op alle taken die zij vervullen, gewoon docenten met een eigen vakgebied. Ze behoren daarmee tot wat Oldenburg de second place noemt en Gielen de communal space. Gielen omschrijft die plek als ontmoetingsplek waar wordt samengewerkt, wordt geprobeerd en uitgewisseld. Een redelijk veilige plek die persoonlijke kenmerken heeft maar die niettemin niet huiselijk is. Studieloopbaancoaching moet diezelfde balans tussen distantie en betrokkenheid zoeken die alle docenten moeten hebben met dat verschil dat studieloopbaancoaches soms hele persoonlijke zaken te horen (moeten) krijgen en daarvoor een vertrouwensband moeten opbouwen. In het kunst-onderwijs, waar het proces en het werk vaak zeer persoonlijk en dus kwetsbaar is, verschilt ook dat niet van andere docenten binnen het kunstonderwijs maar wellicht wel van docenten op andersoortige opleidingen.

De voorgaande opsomming van aspecten van studieloopbaancoaching kan worden samengevat in de volgende typologie van studieloopbaancoaching:
+ De coach als vertrouwenspersoon: de persoon waar je met zorgen terecht kan
+ De coach als informatie en inspiratiepunt voor vragen over studie en beroep
+ De coach als beleidsinstrument die studenten op hun huid zit om goed te studeren
+ De coach als panopticum die de student aanzet zichzelf te monitoren omdat hij
zich bespied voelt
+ De coach als coach die met open vragen en andere coaching technieken de student
kan helpen het beste uit zichzelf te halen

Het effect van ruimte
Aandacht voor (interieur) architectuur en het effect op ons gedrag of gemoed is van alle tijden. Feng Shui bijvoorbeeld is een 3000 jaar oude Chinese filosofie die geluk aan interieur inrichting verbindt. Ook de paleizen van vroeger waren bedoeld om vijand en volk duidelijk te maken waar de macht lag en behoorde te liggen. Het gewone volk kon de kunst en rijkdom aan de binnenkant van die paleizen nooit aanschouwen. Alleen in kerken kwamen zij in aanraking met kunst en rijke versierselen. Met tentoonstellingsontwerp avant la lettre werd met beelden, schilderingen en gebrandschilderde ramen het bijbels verhaal verteld aan de ongeletterden (Kossmann.dejong, 2010). Dat een mens voor al dat moois omhoog moest kijken was daarbij geen toeval. Het feti dat licht van boven kwam evenmin. Licht werd in kerken met net zo veel vakmanschap ingezet als in moderne tentoonstellingsruimten. Ook hier was het beoogde effect het volk te doordringen van zijn nietigheid in de aanwezigheid van een hogere macht (Vidokle, (2009).
De architectuur van schoolgebouwen heeft lange tijd een vergelijkbare signaal-functie in de stedenbouw vervuld. Ze huisden in imposante gebouwen op een centrale plek in de wijk en dwongen zo ontzag af voor overheid en educatie. Van binnen bleven die gebouwen lange tijd onveranderlijk: vierkante lokalen aan lange gangen die aansloten bij het toen gangbare frontaal onderwijs. De enige merkbare invloed van het modernisme waren de Openluchtscholen waar het belang van licht en lucht in de architectuur tot uiting kwam. Pas met de onderwijsvernieuwingen van de jaren ’50 en ’60 kwam de ruimte om de architectuur aan te passen aan de nieuwe educatieve inzichten die meer ruimte vroegen voor spelen, interactief spel, toneelspelen en maken. Gebouwen met doorlopende klaslokalen, open ruimtes met tapijt, doorzichten, podia, verstopplekken en plekken waar sociaal contact mogelijk was, waren het resultaat. (Hertzberger, 2008).
Zowel Herzberger als de auteurs van het boek ‘geen meter teveel, wijzen er op dat naar de invloed van onderwijsarchitectuur op gedrag weinig onderzoek is gedaan en dat de inbreng van onderwijskundigen, de belanghebbenden bij gedragsbeïnvloeding, vaak beperkt was (Rodermond, 2009). In de creatieve sector worden echter veel aannames gedaan over het belang van inrichting, inspiratie en spel voor de creatieve arbeid. Zonder uitzondering hebben designstudio’s een goedgevulde boekenkast met kunst en de glijbaan van Google’s hoofdkantoor is een welbekend voorbeeld van het wijdverbreide idee dat creatieven moeten kun-nen spelen tijdens hun werk. Dat kan een kwestie van cultuur of imago zijn maar ook in theorieën over onderwijs is vaak gewezen op het belang van de spelende mens en activerende werkvormen.
Met de groeiende aandacht voor de aansluiting op de beroepspraktijk die zich ook uit in opkomende onderwijsvarianten als projectonderwijs en probleemgestuurd onderwijs, wordt op creatieve opleidingen ook steeds meer gekozen voor studioachtige open-plan werkruimtes waar interactie en maken samen gaat. Het verbouwde Central Saint Martins in London is een voorbeeld van zo’n aanpak.
Een ander voorbeeld is het Institute of Design van Stanford University waarbij het interieurontwerp werd gebaseerd op de fases in het ontwerpproces. Zij nemen daarbij nadrukkelijk het menselijk gedrag in hun ontwerp mee. Zo maakt een campfire room deel uit van het gebouw waarin geen kampvuur is maar de deel-nemers op de grond in een kleine kring bij elkaar zitten en op informele wijze overleg hebben. Inspirerend is ook de White Room: een ruimte die met totale leegte en beschrijfbare wanden tot ideeën zou moeten leiden (Doorley, 2012).
Een concrete aanwijzing dat interieur gedrag beïnvloedt, komt uit een experiment van de opleiding CMD aan de Hogeschool Rotterdam. Studenten kregen bij aan-vang van hun minor een studioruimte om met hun groep aan ontwerpopdrachten te werken. De studenten werd alle controle over de ruimte gegeven. Uit het experiment bleek niet alleen dat tegen de verwachting van de onderzoekers in de ruimte intensief gebruikt werd maar ook dat de studenten de ruimte personaliseerden. De grootste verrassing was dat studenten hun ruimte ook gebruikten om hun digitale (!) projecten fysiek te documenteren en zo hun inzicht en overzicht in het project te bevorderen en te delen. Uiteindelijk bleken de resultaten van de minor die van voorgaande jaren flink te overtreffen (Leurs, 2013).
De invloed van architectuur en interieur op onderwijs mag dan misschien niet uitputtend bewezen zijn, er is blijkbaar in de creatieve sector wel overeenstemming over wat belangrijk is: activerend, niet statisch en door de gebruiker aan de behoefte te passen, geschikt voor interactie en rijk aan inspiratie.

Coaching en ruimte
Als studieloopbaancoaching om niet meer gaat dan gespreksvoering dan is een kale kantoorruimte genoeg om mee aan de slag te kunnen. Voor elk type coaching in de typologie zijn er echter ruimtelijke aspecten aan te wijzen die de functie onderstrepen of bevorderen.
+ De coach als vertrouwenspersoon: moet studenten op hun gemak stellen en welkom heten. Een informeel zitje en een kopje thee zullen hierbij helpen
+ De coach als informatie en inspiratiepunt zal vooral toegankelijk moeten zijn door een open deur en een plek aan het bureau waar geen rommel ligt (in tegenstelling tot de situatie op de foto’s van W2123!) en heeft wanden met inspirerend werk van oud-studenten. Wellicht is er ruimte voor een uitstalling van inspirerende boeken
+ De coach als beleidsinstrument moet ordners hebben staan en een computer om de zakelijke relatie te ondersteunen.
+ De coach als panopticum zorgt dat de deur open staat en dat de kamer op een plek in het gebouw is waar zicht is op studenten.
+ De coach als coach: maakt gebruik van alle bovenstaande aspecten.
Opvallend is dat activering en spel daarin ontbreken. Dat wordt overigens wel ingezet bij de studieloopbaancoachlessen maar die zijn klassikaal en niet een op een, zoals de gesprekken. Het is echter goed voor te stellen dat ook in de persoonlijke coaching situatie activering heel behulpzaam kan zijn, juist ook omdat coaching vaak gaat over het activeren van de student in zijn studie. Dit onderzoek suggereert bijvoorbeeld de volgende twee mogelijkheden om die activering te bewerkstelligen. De eerste mogelijkheid is verbonden met het eerder gesigna-leerde belang van licht en lucht. Coaching tijdens een wandeling buiten vraagt tijd maar is er verder goed mee verenigbaar en dit nieuwe perspectief kan heel goed een nieuwe draai aan een coaching traject geven. Een ervaring met een wandelpauze leert dat lopen, in de verte kijken en elkaar niet aankijken soms net de ruimte schept iets te zeggen dat moeilijk ligt. De tweede mogelijkheid is een nieuwe ruimte: de witte cilinder.

De witte cilinder
De witte cilinder is een gespreksruimte die een vorm van coaching mogelijk maakt die meer actief en visueel is en die beter aansluit bij coaching op een creative opleiding. Met behulp van de beschrijfbare wanden wordt het coaching gesprek een actieve bijeenkomst waarin bijvoorbeeld een brainstorm of een mindmap uitgewerkt kunnen worden. De ruimte is verder leeg. Er is geen hinderlijke computer tijdens het gesprek nodig: de wanden zijn de manier om het verslag vast te leggen. Coach en student kunnen samen het gesprek schrijvend en tekenend vastleggen. Aan het eind van het gesprek wordt er simpelweg gefotografeerd. In een wilde toekomstvisie is de wand of de ruimte zelfs een computer waarmee a la de Minority Report het digitaal portfolio van de student kan worden bekeken, herschikt en opgeslagen.
De witte cilinder moet los kunnen bewegen over een open verdieping zodat hij midden tussen werkende studenten kan staan: coaching te midden en als onderdeel van het kunstzinnige proces.
De ruimte is rond als variant op een ronde tafel: iedereen aanwezig is gelijk aan de ander; niemand staat in de hoek. De ronding maakt de whiteboard bovendien oneindig; er is geen logisch begin of eind aan wat er op geschreven of getekend wordt. Als dat er wel is, moeten de gebruikers dat zelf expliciet vastleggen.
De bovenkant van de ruimte is open om geen opgesloten gevoel te krijgen. Idealiter is de ruimte zo geplaatst dat de lucht en licht te zien is.
De inspiratie voor de witte cilinder was met name de white room van het Institute of Design van Stanford University die de ruimte associëren met de fase in het proces waarin de ideeën ontwikkeld moeten worden (Doorley, 2012). Dit ontwerp vertoont gelijkenis met dat van Nosinger het hoofdkantoor van Mozilla. Dat benadrukt echter bewegelijkheid en veranderbaarheid en wordt derhalve uitgewerkt in tijdelijke, goedkope en lichtgewicht materialen (een nadruk die ze het Stanford voorbeeld ook leggen maar die ze niet betrekken op de white room) . Ook in dit ontwerp heeft de whiteboard een centrale plek (Nuijsink, 2013).
Een andere gelijkenis die zich opdringt is de white cube, de tentoonstellingsvorm die in de museumwereld zo lang opgang heeft gedaan en die net als mijn onderzoek gaat over het effect van ruimte op de ervaring. Het effect van de volstrekt witte achtergrond die de white cube definieerde, leverde een concentratie en beslotenheid op die coaching ten goede zou komen. De voornaamste kritiek op de white cube, die overigens nog altijd populair is in musea, was dat die de tentoongestelde kunst volledig gedecontextualiseerd werd (Idema, 2010). Decon-textualisering is echter geen probleem voor een coaching sessie; het suggereert zelfs een zekere distantie die reflectie zelfs ten goede kan komen.

De proef op de som
Tijdens een publiek moment, de POP-UP school, heb ik een experiment gedaan met de verschillende ruimtelijke aspecten die ik aan mijn studieloopbaan typologie heb gekoppeld. Ik heb een lege ruimte gemaakt door een ronde witte cirkel ter grote van de witte cilinder op de grond uit te zetten. Rond die cirkel stonden attributen om verschillende inrichtingen binnen de cirkel samen te stellen: fauteuils en salontafel, theeservies met koekjestrommel, een tafel met witte vellen en stiften, een tafel met standaard vragen en de strenge tafel met computer en ietwat hogere stoel voor de coach. Aan de wanden hingen A3’s met de officiële attributen van studieloopbaancoaching (SWOT, POP ed.) en een lijst met standaard open vragen. De bezoeker werd uitgenodigd om in de lege cirkel zijn ideale coaching setting uit te zetten en als coach of als coachee in een coaching sessie deel te nemen.
Uiteindelijk wilde geen enkele bezoeker daadwerkelijk coachen of gecoacht worden. Dat kwam niet helemaal als een verrassing: het is begrijpelijk de een niet-besloten ruimte niet voldoende veilig voelt voor een coaching sessie. Achteraf bezien had ik een heldere instructie moeten toevoegen. Nu was ik vooral zelf aan het praten over het experiment in plaats van te observeren of deel te nemen in het experiment. Dat neemt niet weg dat ik er een aantal waardevolle ervarin-gen en reacties aan over heb gehouden:
+ de omtrek van de cirkel die correspondeert met de witte cilinder blijkt helemaal te kloppen ondanks het feit dat die geheel visueel en alleen op papier is ontwikkeld. De ruimte is precies groot genoeg voor twee personen die moeten kunnen bewegen en precies besloten genoeg om een goed gesprek te hebben.
+ Een simpele cirkel op een vloer heeft gevolgen voor de ervaring van die ruimte: onmiddellijk ontstaat een nieuw gevoel van erbinnen en erbuiten. Dat werd later op de avond spontaan opgepakt door de bezoekers van de microlezingen die de cirkel terstond vertaalden naar de plek waar gezoend mocht worden.
+ Het tentoonstellingsidee van een lege cirkel werkte als bedoeld: het geeft een impuls aan de toeschouwer om die ruimte te vullen.
+ Een staand gesprek binnen een cirkel heeft een activerend effect: er is meer beweging mogelijk en dat maakt het gesprek minder dwingend en tegelijkertijd is er een een besef van beslotenheid. De afwezigheid van hoeken houdt de ruimte juist weer open.
+ Zitten op gelijke hoogte in prettige leunstoelen onder het genot van een kopje verse thee geeft een aanzienlijk ander gevoel dan een gesprek aan weerszijden van een bureau met een computer en stapels papier in het midden.
+ Het ritueel van het theezetten is mooie intro voor een gesprek. Met je rug half naar de bezoeker toe, begint het gesprek nog niet echt maar worden wel de eerste plichtplegingen gedaan. Het is alsof het schoolbord wordt leeg geveegd voor het echte werk.
+ Zonder uitzondering werd de setting met de computer en de iets hogere stoel voor de coach door de bezoekers ervaren als hindernis voor een goed gesprek.
+ Alle bezoekers reageerden enthousiast op het idee van de witte cilinder.
+ In een aantal gesprekken was de conclusie dat je, om recht te doen aan de verschillende persoonlijke omstandigheden van de coachees, meerdere settings tot je beschikking zou moeten hebben om in elke situatie de juiste setting te kunnen kiezen. Met sommige studenten of problemen is de leunstoel te intiem en voor anderen zijn de lege witte wanden van de witte ronde ruimte te bedreigend.

Make room for coaching
De reis door mijn kamer en de literatuur heeft die ruimte van 4 bij 4 voor mij in een rijkere wereld veranderd. Ik ben me door deze reis bewuster van de soms beperkende kaders van mijn rol als studieloopbaancoach maar ook van mogelijkheden die er nog liggen, zowel in verbeteringen van mijn eigen gedrag als mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen die studieloopbaancoaching rijker kunnen maken.
Op basis van mijn onderzoek tot zover kan ik bevestigend antwoorden op de vraag of de ruimte invloed heeft op mijn coaching gesprekken. Ik kan dat niet met wetenschappelijk bewijs onderbouwen maar mijn intuïtie zegt dat het klopt en mijn onderzoek maakt die intuïtie op zijn minst aannemelijk.
De mogelijke en wenselijke veranderingen zijn de stoel omlaag, een opgeruimd bureau, ruimte voor een uitstalling van mooie bladen of boeken en de tijd en de ruimte om naar buiten of naar een informelere setting te gaan. Misschien kan zelfs het ontwerp voor de witte cilinder vervolg krijgen als in de op handen zijnde verbouwing op de Willem de Kooning Academie ruimte gemaakt kan worden voor het door ontwikkelen van mijn ontwerp voor de witte cilinder. De reacties in de POP-UP school zijn bemoedigend maar een echte test van de bruikbaarheid van die ruimte in een proefopstelling is dan wel nodig.
De aard van de relatie met mijn studenten is, in antwoord op mijn tweede onderzoeksvraag, complex. De typologie is een poging de verschillende aspecten van die relatie te benoemen. Niet om ze daarmee weg te definiëren maar juist om ze expliciet te maken en er zo beter op te kunnen letten dat ik mijn studenten bewust maak van die complexiteit.

Bronnen
Binkley, S.(July 2011 ). Psychological life as enterprise: social practice and the government of neo-liberal interiority. History of the Human Sciences 24, 83-102.
De Cauter, L. (2004). The capsular civilization: on the city in the age of fear, Rot-terdam: NAi Publishers
Doorley, S., Witthoft, S. (2012). Make space: how to set the stage for creative collaboration. Hoboken (New Jersey): John Wiley & Son
Gielen, P. (2013). Artistic praxis and the Neoliberalization of the educational space. In Gielen, P., De Bruijne, P. (Red.), Teaching art in the neoliberal space, Amsterdam: Valiz.
Hertzberger, H. (2008). Space and learning. Rotterdam : 010 Publishers
Idema, J., van Herpt, R. (2010). Beyond the black box and the white cube : hoe we onze theaters en musea kunnen vernieuwen. Amsterdam: LAgroup, 2010
Kelley, M. (2009). Educational complex onwards 1995-2008. Zurich : JRP Ringier Kunstverlag
Kossmann.dejong (Red.). (2010). Engaging spaces. Amsterdam: Frame Publishers.
Leurs, B., Schelling, J., Mulder, I. (2013). Make space, make place, make sense. PDF verkregen van http://repository.tudelft.nl/assets/uuid:1d3f5d1a-11dc-4002-bc52-1eab2ec83d0f/295576.pdf
Luschen, P. (2013), Waiting Room Survival. Gezien in De Gezonde Mens (tentoonstelling), Design Huis, Eindhoven. Zie ook: http://www.philipluschen.nl/waitingroomsurvival.html
Maistre, de X. (1995). Reis door mijn kamer, Amsterdam: Uitgeverij Voetnoot Amsterdam.
Nuijsink, C. (2013). Open Platform. Frame 95, 112 - 123.
Oldenburg, R. (1996). Our vanishing "Third Places”. Planning commissioners Journal 25, 6-10
Panopticon (n.d.) Verkregen op 12 december 2013 van http://en.wikipedia.org/wiki/Panopticon
Poggenpohl, S. (Red.). (2012). Envisioning a future design education. Providence : Rhode Island School of Design.
Rodermond, J., Wallagh, G., van der Leun, A. (Red.) (2009). Geen meter te veel. Rotterdam: Stimuleringsfonds voor Architectuur.
Rohmer, M. (2007). Bouwen voor de next generation. Rotterdam: NAi.
Rushton, S. (2012). Masters of Reality. Berlin: Sternberg Press, Rotterdam: Piet Zwart Institute
Vidokle, A., (2009). From Exhibition to School: Notes from Unitednationsplaza. In Madoff, S.H. (Red.). Art school: (propositions for the 21st century). Cambridge, Massachusetts: MIT Press
Download essay
Ik ben dol op kaarten en plattegronden. Als kind was een van mijn mooiste cadeaus een globe: de hele wereld onder je handen.
Ik ben een goede kaartlezer en misschien daarom geen fan van tomtom: ik hou van die verfrommelde, teveel gevouwen kaarten die onhandig groot zijn maar waar je ook op kan tekenen om te zien waar je geweest bent. Een mooiere herinnering aan een reis is er bijna niet!
In mijn essay vergelijk ik een SLC met een modern-day panopticon. Het simpele feit dat een student weet dat zijn voortgang in de gaten wordt gehouden, zet hem aan het denken over zijn gedrag
Panopticon (n.d.) Verkregen op 12 december 2013 van http://en.wikipedia.org/wiki/Panopticon
Waiting room survival van Philip Luschen is een inspirerend en interessant eindexamenonderzoek en een mooi commentaar op het gedrag van mensen in een wachtkamer
Luschen, P. (2013), Waiting Room Survival. Gezien in De Gezonde Mens (tentoonstelling), Design Huis, EIndhoven. Zie ook: http://www.philipluschen.nl/waitingroomsurvival.html
Tekenen op een ipad is in eerste instantie behelpen:
het duurt even voor je weet wat het effect van je vinger precies is.

Inspiratie was het werk van David Hockney op zijn ipad maar die is er aanmerkelijk beter in dan ik.

Een mooie video over zijn werk op de ipad staat hier:
http://www.telegraph.co.uk/culture/culturevideo/artvideo/10408677/David-Hockney-unveils-his-iPad-art.html
http://thecityisee.com/2012/03/04/david-hockney-review-12/

Minority Report, film

http://www.cinemablography.org/minority-report.html
inspiration
room
David Hockney on an ipad
Mike Kelly: Educational complex
http://uk.phaidon.com/agenda/art/articles/2012/may/18/mike-kelleys-final-project/

pdf
pdf
download essay